15 bizarre en verwarrende minuten uit het leven van mijn moeder
Op dinsdag 29 januari 2019 is mijn moeder verhuisd.
“Wat voor dag is het dan vandaag? Is het zondag?”
“Vandaag is het zaterdag.”
“En hoe laat is het ook alweer?”
“Mam, daar staat je klok.”
“Oh, eens even kijken. Zaterdag 2 februari en het is … vijf over drie.”
“Woon ik hier nu?”
“Ja mam, je woont hier nu.”
“Breng je me dan straks naar huis?”
“Nee mam, je woont nu hier.”
“Oh, oh, ik snap er allemaal niks van.
Hoe kan dat nou?
Waarom kan ik niet meer in mijn eigen huis wonen?
Och laat me alsjeblieft toch nog thuis zijn.
Ik wil zo graag thuis zijn.
Ik snap er niks van.”
“Mam, wat moet dat moet.”
“En slaap ik dan nou hier?”
“Ja, je slaapt hier.”
“Oh, dat is eigenlijk wel mooi.”
“Ja, en je eigen bed staat er. Kijk eens …”
“Oh, dus ik mag hier vanavond slapen in mijn eigen bed?”
“Ja, je mag hier vanavond slapen in je eigen bed.”
“Maar wat moet ik nou doen dan?”
“Hoe bedoel je mam?”
“Ik weet niet wat ik moet doen.”
“Je hoeft helemaal niks te doen. Je mag gewoon lekker hier zitten.”
“Ja maar dan weet ik het niet. Dan weet ik niet wat ik moet doen.”
“Je hoeft echt niks te doen mam.”
“Is het vandaag zondag?”
“Nee, vandaag is het zaterdag mam en het is net tien over drie geweest.”
“Oh, dus dan is het morgen zondag.”
“Morgen is het zondag.”
“Ga ik dan morgen weer naar huis?”
“Nee, morgen ga je niet naar huis want je woont nu hier.”
“Nou laat eens kijken. Vandaag is het dus zondag. Wie komt er ook al weer?”
“Mam, vandaag is het zaterdag en ik ben er.”
“Oh, ik weet niet wat ik moet doen.”
“Je hoeft helemaal niks te doen.”
“Maar als ik dan de gang oploop ben ik zo bang dat ik verdwaal.
Ik weet niet waar ik ben en waar ik naartoe moet.”
“Ga ik nou nog eten of heb ik al gegeten?”
“Nou mam, je gaat straks nog lekker een boterham eten.”
“Maar hoe weet ik dan wanneer ik moet eten?
Hoe weet ik dat nou? Ik weet niet wat ik moet doen.”
“Mam, ze komen je vanzelf halen voor het eten.”
“Oh ja, moet ik nog eten dan? Hoe weet jij dat dan?”
“Straks ga je nog eten. Het komt goed.”
En nu ben ik boos. Nu kijk ik je niet meer aan.
Ik zeg niks en doe net of je er niet bent.
Ik pak de krant en zie je niet.
Ik ben heel boos op jou.
Weet je wel wat jij mij aandoet?
Weet je wel … wil je me dood hebben?
“Mam, dit liedje ken jij toch ook?”
Mam zingt gelukkig gelijk mee (twents): “Wat was is west al was het best we hebt ‘t allemaol had, wat kump mot komn dat wor ons gomn, dat zit nog in het vat”.
“Ik weet niet wat ik moet doen. Vandaag is het …”
“Mam, hier staat je klok.”
“Oh ja, eens even kijken. Vandaag is het zaterdag en ik geloof bijna half vier.”
“Wat is het mooi hier he?”
“Ja, prachtig.”
“Dat schilderij, dat ken ik ergens van.”
“Nou mam, dat hing bij jou thuis. Die is van jou.”
“Oh en dat hangt hier zomaar. Wie heeft dat gedaan dan?”
“Dat hebben wij gedaan.”
“Oh, dan hebben jullie heel hard gewerkt. Wel heel mooi hoor.”
“Ja mam, mooi he.”
“Maar ga ik dan nu naar huis?”
“Nee mam, dit is nu je huis. Je woont hier.”
“Maar ik weet niet wat ik moet doen.
Ik ben zo in de war.
Ik vergeet wat ik moet doen en dan word ik zo onzeker.
Ik weet niet of ik nog moet eten en waar ik naartoe moet.”
“Mam, ik snap het.
Maar alles komt goed.
Mam, alles komt goed”